-
1 van
van1〈 bijwoord〉1 [weg] of, from2 [met betrekking tot een beginpunt] from3 [met betrekking tot een oorzaak] by, from4 [met betrekking tot het voorwerp van een gedachte/gevoel] of, about5 [met betrekking tot een al genoemde zaak] 〈zie voorbeelden 5〉♦voorbeelden:1 je kunt er wel een paar van nemen • you can have some/take a few (of those)5 daar komt niets van! • forget it!————————van2〈 voorzetsel〉1 [met betrekking tot plaats/oorsprong] from2 [met betrekking tot tijd] [vanaf, sinds] from3 [met betrekking tot (bezits)relatie] [behorend bij/aan; wat betreft, over] of4 [gemaakt/bestaande uit] (made/out) of5 [met betrekking tot veroorzaker/maker] [door] by ⇒ of6 [als deel van] of♦voorbeelden:van dorp tot dorp • from one village to anothervan een bord eten • eat off/from a platevan tevoren • beforehand, in advancevan toen af • from then on, from that day/time (on)het hoofd van de school • the head(master) of the schoolde universiteit van Utrecht • the University of Utrecht, Utrecht universityde trein van 9.30 uur • the 9.30 traineen foto van mijn vader • 〈 eigendom〉 a picture of my father's; 〈 hem voorstellend〉 a picture of my fathervan wie is dit boek? het is van mij • whose book is this? it's mine5 dat was niet slim van Jan • that was not such a clever move of Jan's; 〈 informeel〉 that was rather daft of Janhet volgende nummer is van Van Morrison • the next number is by Van Morrisoneen plaat van de Stones • a Stones record, a record by the Stonesvan wie is dit boek? het is van Orwell • who wrote this book? it's by Orwelleen jas met van die koperen knopen • a coat with those brass buttonshij keek me aan zo van ‘moet dat nou?’ • he looked at me as if to say ‘is that really necessary?’¶ een beest van een vent • a beast/bear of a maneen dorp van nog geen drieduizend inwoners • a village of/with less than three thousand inhabitantsvan dat geld kon hij een auto kopen • he was able to buy a car with that moneysigaren van vijf gulden • five guilder cigarsdaar niet van • that's not the pointik geloof van niet • I don't think soik verzeker u van wel • I assure you I dohet lijkt van wel • it seems/looks like ithet was een feest van je welste • it was quite a party -
2 eye opener
-
3 it was an eye opener to him
-
4 Wäsche
Wäsche〈v.; Wäsche, Wäschen〉♦voorbeelden:das Hemd ist (gerade) in der Wäsche • het hemd is (net) in de wasetwas in die, zur Wäsche geben • iets (in de wasserij) laten wassen2 gebrauchte, schmutzige Wäsche • vuile was, vuil (linnen)goeddie Wäsche wechseln • schoon ondergoed aandoen, zich verschonen -
5 kijken
♦voorbeelden:we zullen eens gaan kijken • let's go and see/have a looklaat haar even kijken • let her have a lookdaar sta ik van te kijken • well I'll be!je staat toch even raar te kijken, als je fiets weg is • it does take you aback to discover your bike is gonedaar stond ze van te kijken • that came as a surprise to herhij is wezen kijken • he's had a look (around)kijk eens aan! • look at that now!, well I'll be!kijk eens wie we daar hebben • look who's here!kijk nou eens wat je gedaan hebt • look what you've doneik zal er eens naar kijken • I'll have a look at itik moet er eens naar laten kijken • I must have it seen to/looked ateven (naar boven/beneden) kijken • glance (up/down)goed kijken • watch closelyik wist niet hoe ik moest kijken • I didn't know which way to look(straal) langs iemand heen kijken • look straight through someoneniet kijken! • don't look!, look the other way!ik zal nog eens kijken • 〈 figuurlijk〉 I'll think about it, I/we'll seenaar rechts kijken • look to the right〈 figuurlijk〉 naar iets/iemand kijken • have a look at/see about something/someonekijk naar jezelf! • look who's talking!kijken naar • look at 〈 schilderij〉; watch 〈 film〉; 〈 omzien naar〉 look out for; 〈 verzorgen〉 look after; 〈 in orde maken〉 look/see touit het raam kijken • look out (of) the windowuit zijn ogen/doppen kijken • watch what one is doinghij keek of hij water zag branden • he looked flabbergastedeven de andere kant op kijken • look the other waywe zullen kijken of dat verhaal klopt • we shall see whether that story checks outik keek of je er was • I (just) came to see if you're inlaat eens kijken, wat hebben we nodig • let's see, what do we needniet zo nauw kijken • not be particularII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:etalages gaan kijken • go window-shoppingkijk haar eens (lachen) • look at her (laughing) -
6 niet
niet11 [metalen beugeltje] staple2 [klinknageltje] rivetII 〈 de (mannelijk)〉1 [met betrekking tot een loterij] blank♦voorbeelden:1 [het niet zijn] nothingness♦voorbeelden:1 dat valt in het niet vergeleken bij … • that pales into insignificance beside …in het niet verdwijnen • vanish/fade into nothingness; vanish into thin air————————niet2〈 bijwoord〉1 [ontkenning] not2 [toch, immers] not♦voorbeelden:ik hoop van niet • I hope notgelieve niet te roken • please do not smokeik ook niet • neither/nor do I/am I/have I/ 〈enz.〉niet alleen …, maar ook … • not only … but also …ik kan niet anders dan zijn voorstel aannemen • I cannot but accept his proposalhet betaalt goed, daar niet van • it's well-paid, that's not the point, butdan niet! • (all right) then no!hij keek niet eens • he didn't even look, he never even lookedlang zo goed niet • nowhere near as/so gooddenk dat maar niet • don't you believe it!volstrekt niet • absolutely notik neem aan van niet • I don't suppose soniet dat … • (it's) not that …, it's not as if …dat viel mee, of niet? • that was all right, wasn't it? 〈enz.〉ze is niet al te slim • she is none too bright2 heb ik het je niet gezegd? • didn't I tell you?hoe vaak heb ik niet gedacht … • how often have I thought …niet waar? • isn't it?, aren't they?, doesn't he?, can't we? 〈enz.〉————————niet3♦voorbeelden:te niet doen • nullify, annul, cancel; set aside, override 〈 wet, besluit〉; dispose of 〈 theorie〉; undo 〈 resultaat van iets〉; dash, defeat 〈 hoop〉; put an end to 〈 overeenkomst〉een schuld te niet doen • cancel (out) a debtop deze wijze heeft hij al mijn werk te niet gedaan • in this way he undid all my workdat is niet meer dan een suggestie • that's nothing more than a suggestion
См. также в других словарях:
Bauer (der) — 1. Armer Bauern Kälber und reicher Herren Töchter werden nicht alt. – Kirchhofer, 347. 2. Auch der Bauer isst nicht ungesalzen. Was ihm indess von seinem Schulzen, Landrath oder Pfarrer vorgepredigt wird, ist in der Regel nicht mit attischem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon